Orgels van de Grote Kerk te Elst
Van Leeuwen-orgel
Het Witte-orgel uit 1869 is bij de brand in 1944 verloren gegaan. Het betrof een twee-klaviers instrument, vergelijkbaar met het nog bestaande orgel van de Janskerk te Utrecht. Het Strumphler-orgel van de Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk te Amsterdam, bekend van de orgelbespelingen door Jan Zwart op radio, stond te koop in verband met de sluiting van die kerk. Het bleek echter een maatje te groot voor Elst. Uiteindelijk kwam het in 1962 in de St. Eusebiuskerk te Arnhem te staan. De preekstoel kwam wel naar Elst.
De kerkenraad besloot een nieuw orgel aan te schaffen voor de Grote Kerk. Door een van de toonaangevende orgelbouwers, de firma G. van Leeuwen uit Leiderdorp, werd een aanbod gedaan tot de bouw van een nieuw orgel. Hij schreef op 17 april 1951 aan de orgelcommissie van de Nederlandse Hervormde Kerk: “In verband met het feit, dat dit werk zal worden uitgevoerd voor rekening van één onzer zwaarst getroffen Ned. Herv. Gemeenten, heb ik de prijs voor dit orgel uiterst scherp berekend.” Om het orgel betaalbaar te houden, werd meteen al voorgesteld om 20 van de 29 registers te plaatsen en 9 registers later te plaatsen. Van Leeuwen paste in Elst ‘de nieuwe stijl’ toe. Dit resulteerde in een orgel met mechanische sleepladen, verdeeld over hoofd-, rugwerk en los staande pedaal(torens), het niet disponeren van een Subbas 16′ maar Praestant 16′ op het pedaal en strikt vanuit één stijl gedacht. Later werd deze stijl ook wel als ‘neobarok’ aangeduid. De orgelkas werd ontworpen door G. Pothoven, de architect van de wederopbouw van de kerk.
In 1969 werden door de firma Pels & Van Leeuwen mechanieken vervangen dan wel verbeterd en zes registers bij geplaatst. In 2004 werden de laatste drie registers geplaatst door Flentrop en was het orgel eindelijk voltooid. Vanwege de rijke dispositie voor een dergelijk orgel met twee klavieren en pedaal, kan het worden beschouwd als een van de mooiste voorbeelden van Nederlandse orgelbouw uit die tijd. Het aandeel tongwerken op Hoofdwerk en Pedaal met respectievelijk 16′, 8, 4′ en 16′, 8′, 4′ en 2′ is onovertroffen. Samen met de ‘historiserende’ registers zoals de in spiegelvelden uitgevoerde dubbele Praestant 8′ en de wijde Nachthoorn 4′, maakt het tot een muzikaal kleurrijk en overtuigend instrument.
Op advies van Jan Jongepier, die het Van Leeuwen-orgel een van markantste voorbeelden noemt van orgelbouw van die periode, zijn tijdens de laatste uitbreiding de vulstemmen van samenstelling gewijzigd. De hoogste pijpjes zijn lager geplaatst, daar waar nodig zijn pijpjes bijgemaakt. De overgebleven pijpjes worden in het orgel bewaard.
Dispositie Van Leeuwen-orgel (1953)
Hoofdwerk C-f”’
Quintadeen 16′
Praestant 8′
Spitsgamba 8′ (1969)
Roerfluit 8′
Octaaf 4′
Nachthoorn 4′
Quint 2 2/3′ (1969)
Octaaf 2′
Mixtuur 6-8 st.
Trompet 16′ (2004)
Trompet 8′
Trompet 4′ (1969)
Rugwerk C-f”’
Holpijp 8′
Praestant 4′
Speelfluit 4′
Octaaf 2′ (1969)
Woudfluit 2′
Quint 1 1/3′
Sexquialter 2 st. (1969)
Scherp 4 st.
Dulciaan 8′
Tremulant
Pedaal C-f’
Praestant 16′
Octaaf 8′
Octaaf 4′
Mixtuur 4 st.
Bazuin 16′
Trompet 8′ (2004)
Cornet 4′ (1969)
Cincq 2′ (2004)
Koppels
Rugwerk-Hoofdwerk
Hoofdwerk-Pedaal
Rugwerk-Pedaal
Walker-orgel
Na succesvolle fondsenwerving en gemeenteacties kon in 2019 het Walker-orgel in het koor van de Grote Kerk te worden geplaatst en verving hiermee het Walcker-orgel. F.R. Feenstra Orgelrestauratie had het Walker-orgel al enkele jaren in bezit nadat het wegens herinrichting geen plek meer kreeg in de St. John te Winchester, Engeland. Zes jaar nadat het in 1871 in gebruik was genomen, werd het orgel door Walker uitgebreid tot een tweeklaviersinstrument met pedaal. Het stond daar in een zogenaamde open opstelling, in een nis van de kerk. Zodoende moest het voor de situatie in Elst worden voorzien van een nieuwe orgelkas, naar voorbeeld van een Dickens-orgel uit 1840. Op het Swell werd een Vox Celestes 8′ toegevoegd en op het Pedal werd een Trombone 16′ toegevoegd.
Het koororgel is krachtig genoeg om vanuit het koor de gemeentezang te kunnen begeleiden, mede door de sterke registers als de Open Diapason 8′, Wald Flute 8′, beide tongen, de octaafkoppel en de Trombone 16′.
Dispositie Walker-orgel
Great
Open Diapason 8′
Stopped Diapason Bass 8′
Wald Flute Treble 8′
Dulciana 8′
Principal 4′
Fifteenth 2′
Cremona 8′
Swell
Open Diapason 8′
Echo Gamba 8′
Vox Celestes 8′ (Anderson, 1900)
Stopped Diapason 8′
Principal 4′
Oboe 8′
Tremulant
Pedal
Bourdon 16′
Trombone 16′ (Compton, 1930)
Couplers
Swell-Great
Great-Pedal
Swell-Pedal
Swell Octave-Great
Grote Kerk te Elst
2000 jaar cultusplaats
Tussen de fundamentresten van een vroegchristelijk kerk en van een middeleeuwse kerk met uitbreidingen, waaronder een grote crypte, bevinden zich de overblijfselen van twee opeenvolgende Romeinse tempels uit de 1e eeuw na Christus, waarvan de tweede één van grootste in het noordwestelijke deel van het Romeinse Rijk was. Het is allemaal te bezichtigen onder de vloer van de huidige kerk. Daarnaast bevatten de vitrines enkele uitzonderlijke vondsten.
De gotische kerk
De huidige Grote Kerk met haar monumentale toren is gebouwd in de 15e eeuw in gotische stijl. De kerk moet een bijzonder rijke uitmonstering gehad hebben met beelden op de toren en de diverse altaren in de kerk. In 1588 tijdens schermutselingen met de Spanjaarden werd veel verwoest. Een tweede ramp trof de kerk in 1701 toen de toren getroffen werd voor een blikseminslag. Rampzaliger was de verwoesting in 1944 aan het eind van de oorlog. Slechts de muren stonden nog overeind. In de jaren na de oorlog werd een grootscheepse restauratie voorafgegaan door intensief archeologisch onderzoek. De resultaten waren spectaculair en door de kerkvloer vervolgens in gewapend beton uit te voeren, bleef alles toegankelijk.
De Romeinse tempels
Omstreeks de jaren 50 van de 1e eeuw bouwden Romeinen op deze plek een rechthoekige tempel waarschijnlijk voor de Bataven in Romeinse militaire dienst die hier hun eigen godheid vereerden. Omstreeks 100 werd dit gebouw vervangen door een nieuwe tempel: één van de grootste Gallo-Romeinse tempels ten noorden van de Alpen. Deze bestond uit een rechthoekige hoog oprijzende cella met daaromheen een lager aansluitend lessenaardak ondersteund door een zuilengalerij.
Middeleeuwse periode
In de 8e eeuw arriveerde Werenfried in deze streek en stichtte met succes een christelijke gemeenschap. Speodig daarna bouwde men een vroegchristelijke zaalkerk. Resten van de fundamenten zijn nog aanwezig. De Utrechtse bisschop Balderik liet in de 10e eeuw het gebeente van de in hoog aanzien staande Werenfrief opgraven en in een schrijn plaatsen. Hij breidde de bstaande kerk uit naar het westen en aan de oostzijde bouwde hij een crypte, ongetwijfeld om plaats te bieden aan het gebeente van Werenfried. Toenemende pelgriamge naar Werenfried, die in het bijzonder aangetroepen werd tegen jicht en reuma, laat zich aflezen aan een spoedige uitbreiding van de crypte. De versmalde uitbouw tot buiten de kerkmuren van de huidige kerk maakte deze crypte tot een unicum in de Nederlandse kerkarchitectuur. Door diverse uitbreidingen ontstond een kerk in romaanse stijl. In het begin van de 15e eeuw ontstonden rigoureuze nieuwbouwplannen, die geleid hebben tot de huidige gotische kerk met behoud van een authentiek muurgedeelte uit de 10e eeuw dat zichtbaar is gebleven in het koor. (Tekst en foto’s: Tempel | Kerk Museum Elst)